Welke koers gaat Nederland varen inzake Player Claims?

Online kansspelen zijn sinds de legalisering in oktober 2021 een hot topic. Zowel maatschappelijk als politiek wordt er vaak stevig gedebatteerd over het succes van de legalisering, waarbij vooral de christendemocraten zich uitspreken als een felle tegenstander van het huidige kansspelbeleid. Voordat online kansspelen in Nederland legaal waren, speelden vele Nederlanders vaak onbeschermd bij illegale aanbieders, veelal gevestigd op Malta. Naar schatting bedroeg de omzet van illegale aanbieders in Nederland vóór 2021 bijna € 500 miljoen euro.

 

Een groot aantal spelers dat heeft deelgenomen aan dit onvergunde kansspelaanbod probeert nu de vergokte bedragen terug te vorderen via gerechtelijke procedures, waardoor het kansspeldebat ook in de rechtbanken is opgelaaid. Maar zijn deze vorderingen kansrijk en waarop zijn zij gebaseerd?

Player claims

In een aantal recente vonnissen hebben rechtbanken zich uitgelaten over zogeheten “player claims.” Hoewel de vorderingen vrijwel identiek waren, verschillen de vonnissen inhoudelijk sterk. De spelers vorderen in alle procedures dat de overeenkomsten die zij hebben gesloten met de onvergunde aanbieders ongeldig worden verklaard. Als een overeenkomst nietig is, wordt deze geacht nooit te hebben bestaan, waardoor de aanbieder verplicht is om de verloren bedragen terug te betalen. Pokerstars en BWIN werden door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot terugbetaling van de inzet van hun spelers vanwege het aanbieden van online kansspelen zonder vergunning.¹ Anderzijds oordeelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat BWIN een speler niet hoefde terug te betalen, omdat de overeenkomst niet nietig was. De rechtbank stelde dat het verbod uit de Wet op de Kansspelen (“Wok”) verder strekt dan alleen de bescherming van de speler en dat het verbod om kansspelen aan te bieden zonder vergunning (artikel 1 Wok) haar strekking heeft verloren door de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren.²

Prejudiciële vragen Hoge Raad

De uiteenlopende uitspraken van de verschillende rechtbanken dragen niet bij aan de rechtszekerheid van zowel de spelers als de aanbieders. Daar komt echter verandering: de rechtbank Noord-Holland en Amsterdam hebben namelijk in een tussenvonnis in een zaak tussen een speler en een aanbieder op Malta gezamenlijk prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over hoe rechtbanken over deze player claims moeten oordelen.³ De prejudiciële vragen luiden als volgt:

Vraag 1: Had de Wok aanvankelijk de strekking de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten?

Vraag 2: Zo ja, is die strekking – na aanvankelijk aanwezig geweest te zijn – verloren gegaan onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen en/of gelet op het handhavingsbeleid van de Kansspelautoriteit?

Vraag 3: Is een kansspelovereenkomst tussen een in Nederland verblijvende consument en een aanbieder van kansspelen op internet die geen vergunning heeft in de zin van de Wok een nietige overeenkomst in de zin van artikel 3:40 BW?

Vraag 4: Maakt het voor de beantwoording van vraag 3 nog uit of de kansspelaanbieder (of een daaraan gelieerde entiteit) voldeed aan de prioriteringscriteria van de Kansspelautoriteit?

Vraag 5: Indien het antwoord op vraag 3 bevestigend luidt, welke rechtsgevolgen heeft dat dan? Is een vordering tot terugbetaling van het geleden verlies op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar?

In het tussenvonnis heeft de rechtbank haar voorlopige visie gegeven op de vragen. Inzake de eerste vraag blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat de Wok de strekking heeft om de geldigheid van kansspelovereenkomsten aan te tasten die in strijd zijn met het verbod om kansspelen aan te bieden zonder vergunning. Ten aanzien van de tweede vraag stelde de rechtbank dat er geen sprake was van verlies van de strekking van de Wok, aangezien de Kansspelautoriteit altijd consistent is geweest in haar handhavingsbeleid en er geen maatschappelijke verandering heeft plaatsgevonden die dit zou kunnen tenietdoen. Wat betreft de derde vraag is de rechtbank van mening dat een kansspelovereenkomst tussen consument en een aanbieder van kansspelen op internet die geen vergunning heeft een nietige overeenkomst is volgens artikel 3:40 BW. In het licht van vraag 4 is het daarbij niet van belang of de aanbieder voldeed aan de prioriteringscriteria van de Kansspelautoriteit, omdat de Kansspelautoriteit steeds duidelijk heeft gemaakt dat het niet handhavend optreden jegens partijen die voldeden aan de prioriteringscriteria, niet als gedogen van handelen in strijd met de Wok mocht worden gezien. Op vraag 5, omtrent de rechtsgevolgen van de nietigheid van de overeenkomst, voelt de rechtbank zich niet vrij om daarover suggesties aan de Hoge Raad te doen. Het enige dat zij aangeeft, is dat er ter uitvoering van de nietige overeenkomst is betaald zonder rechtsgrond voor deze betaling, maar wat hiervan het gevolg is, is aan de Hoge Raad om te oordelen.

Gevolgen voor lopende procedures

Hoewel dit slechts een tussenvonnis betreft en dus geen (bindend) eindoordeel is, zal het toch grote gevolgen hebben voor de reeds lopende player claims zaken. De rechtbank kan besluiten om zaken die momenteel voor haar worden behandeld met daarin vergelijkbare vraagstukken, aan te houden totdat de Hoge Raad duiding heeft gegeven, om zo de consistentie tussen de verschillende zaken te waarborgen. Procedures waarin de rechtbank al vonnis heeft gewezen in eerste aanleg worden niet direct beïnvloed door het tussenvonnis. Voor deze partijen loopt de hoger beroepstermijn (drie maanden in civiele zaken) door. Evenwel kan een aanbieder ervoor kiezen om hoger beroep in te stellen en het gerechtshof in haar hoger beroep dagvaarding, dan wel in de memorie van grieven, te verzoeken om de inhoudelijke behandeling van de zaak aan te houden tot het moment dat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Bovendien zal het tussenvonnis een precedent scheppen voor vergelijkbare zaken die nog zullen volgen.

Internationale context

De vraag over de gevolgen van illegaal online kansspelaanbod speelt niet alleen in Nederland, maar roept ook internationaal de nodige discussie op. Het Oostenrijkse Oberster Gerichtshof (equivalent van de Hoge Raad) heeft meermaals geoordeeld dat de door onvergunde buitenlandse aanbieders gesloten kansspelovereenkomsten met spelers nietig zijn, waardoor ze gehouden zijn de verliezen te vergoeden. In Duitsland zijn er prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie inzake de gevolgen van de nietigheid van de kansspelovereenkomsten. Tot die tijd zijn alle zaken opgeschort. Indien het Europees Hof van Justitie zich bevoegd acht om hierover te oordelen, zal dit gevolgen hebben voor de lidstaten van de Europese Unie en dus ook Nederland. Mogelijk zal de Hoge Raad haar oordeelsvorming dus laten afhangen van de uitspraak van het Europees Hof.

Conclusie

De kwestie roept in ieder geval veel vragen op, ook ten aanzien van de spelers. Ten tijde van hun inzet waren zij zich bewust van het feit dat zij een overeenkomst aangingen met een onvergunde kansspelaanbieder. De vordering is direct gelinkt aan het resultaat dat zij behaald hebben. Indien de spelers winst hadden gemaakt gedurende het spel, hadden zij nimmer een vordering ingediend. Hierdoor verschuift de focus van de juridische vraag omtrent de nietigheid van de overeenkomst door het aanbieden van een online kansspel zonder vergunning en wat de gevolgen daarvan zijn, naar of zij wel of niet winst hebben behaald met een online kansspel. Hoewel de rechter uitsluitsel zal geven over de juridische strijd, is deze ontwikkeling op zijn minst bedenkelijk vanuit ethisch oogpunt.

Indien u over dit onderwerp nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met de specialisten van ons kantoor.

 

Kjell Klomp
Juridisch adviseur

_________________________

¹ ECLI:NL:RBOVE:2024:2078 & ECLI:NL:RBOVE:2024:2079.

² ECLI:NL:RBZWB:2024:3524.

³ ECLI:NL:RBNHO:2024:5808.