ISR schorst Marc Overmars voor versturen seksueel getinte appjes

Blog ISR schorst Marc Overmars

Recent heeft de Tuchtcommissie van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) uitspraak gedaan in de zaak tegen Marc Overmars, de oud technisch directeur van Ajax. Hij is door het de Tuchtcommissie van het ISR, waarbinnen de tuchtrechtspraak van bijna alle Nederlandse sportbonden is georganiseerd, voor een jaar geschorst voor het versturen van seksueel getinte berichten aan een collega bij Ajax. In dit blog neemt mr. Martin Bax (Vissers Legal) de uitspraak onder de loep.

Wat was er aan de hand?

Marc Overmars was vanaf 2012 technisch directeur bij Ajax. In 2022 stapte Overmars opeens op, omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Een anonieme medewerkster binnen de kantoororganisatie van Ajax had een melding gedaan bij een andere collega. Overmars zou gedurende een periode van ruim 3,5 jaar zeer expliciete Whatsappberichten en foto’s verstuurd hebben naar zijn collega. Toen Overmars door Ajax geconfronteerd werd met deze melding bekende hij én gaf hij toe dat er nog 10 à 15 vrouwen waren die hij seksuele berichten zou hebben gestuurd. De meldster wilde anoniem blijven, maar Ajax meldde de gebeurtenis bij het ISR. Ajax is daartoe namelijk verplicht op grond van het Tuchtreglement Seksuele Intimidatie (Reglement SI) van het ISR. Naar aanleiding van de melding is de aanklager een onderzoek begonnen en heeft hij de zaak voor de Tuchtcommissie gebracht.

De beoordeling van de Tuchtcommissie

Omdat Overmars gedurende zijn dienstverband lid was van de KNVB, was het Reglement SI op hem van toepassing. Daarin is onder andere opgenomen dat een lid zich dient te onthouden van seksueel getinte intimiteiten via communicatiemiddelen. Bij de beoordeling van de zaak gaat de Tuchtcommissie eerst in op enkele formele verweren van Overmars.

Zo stelt Overmars dat de melding van Ajax gestoeld is op anonieme verklaringen en zijn recht op adequate verdediging is geschaad. De Tuchtcommissie oordeelt dat Overmars zich ten opzichte van de eerste meldster goed heeft kunnen verdedigen. Hij weet namelijk zelf wel wie die meldster is. Dat de tuchtcommissie dat niet weet, vormt geen beletsel voor een nadere beoordeling. Overmars stelt daarnaast dat de directie en het bestuur van het ISR oneigenlijk gebruik hebben gemaakt van de media gedurende het onderzoek naar de melding. Het bestuur heeft namelijk in de media druk uitgeoefend op Ajax en Overmars, omdat zij niet zouden meewerken aan het onderzoek. De Tuchtcommissie vindt echter dat de werkzaamheden van de aanklager losstaan van eventuele handelingen door het bestuur en dat Overmars daardoor niet in zijn verdediging is geschaad. Ook de bezwaren van Overmars over de onredelijke lange duur van de procedure en het feit dat het om een ‘fishing expedition’ zou gaan, worden afgewezen.

De tuchtcommissie oordeelt uiteindelijk alleen over het gedrag van Overmars tegen de oorspronkelijke meldster en laat het gedrag tegen de overige vrouwen, waaronder speelsters van Ajax, buiten beschouwing. Van deze vrouwen is namelijk niet bekend wie het zijn en dat staat een adequate verdediging van Overmars en een goede beoordeling door de Tuchtcommissie in de weg. De Tuchtcommissie oordeelt dat de oorspronkelijke meldster beschermd wordt door het Reglement SI, ondanks dat zij op kantoor werkzaam is en niet zelf sporter of coach is. Er was volgens de Tuchtcommissie namelijk sprake van een risico voor de veiligheid van andere leden van de sportbond, omdat er signalen waren dat Overmars ook bij andere vrouwen grensoverschrijdend gedrag vertoonde.

Uiteindelijk oordeelt de Tuchtcommissie dat Overmars het verbod op het versturen van seksueel getinte intimiteiten via welke communicatiemiddelen dan ook heeft overtreden. Dit verbod geldt alleen voor begeleiders, maar daaronder vallen volgens het reglement SI ook de bestuurders van sportorganisaties, wanneer zij een ongelijke machtspositie (kunnen) hebben tegenover het slachtoffer. Omdat Overmars een leidinggevende functie had, was er alleen daarom al sprake van een ongelijke machtsverhouding. Overmars werd verder door de aanklager nog verweten dat hij een seksueel of erotisch geladen sfeer had doen ontstaan, hij sporters in hun waardigheid had aangetast en verder in het privéleven van sporters was doorgedrongen dan noodzakelijk. Van deze verwijten is Overmars vrijgesproken, omdat deze bepalingen van het Reglement SI zagen op gedrag tegenover sporters en de oorspronkelijke meldster geen sporter is. Overmars krijgt uiteindelijk een schorsing van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. Hij mag daarom gedurende die tijd niet voor de KNVB of een daaraan verbonden club werkzaam zijn.

Gevolgen voor Overmars

Overmars begon kort na zijn vertrek bij Ajax bij de Belgische club Royal Antwerp. Daarom heeft de schorsing die is opgelegd door de Tuchtcommissie op dit moment geen invloed op zijn werkzaamheden. Dat kan echter snel veranderen. Op grond van het tuchtreglement van de FIFA is de KNVB namelijk verplicht om serieuze overtredingen van dat reglement, waaronder seksuele intimidatie, te melden aan de FIFA Disciplinary Committee met het verzoek de straf uit te breiden naar alle FIFA-landen. De FIFA Disciplinary Committee kan dit ook zonder een dergelijk verzoek doen, wanneer zij kennis heeft genomen van de opgelegde sanctie. De Discplinary Committee keurt dit verzoek eigenlijk altijd goed als aan alle formaliteiten op het gebied van eerlijk proces en transparantie is voldaan. Mocht Overmars nog in hoger beroep gaan – dat is mogelijk binnen vier weken na de uitspraak –  dan zal de uitbreiding van de straf door de Disciplinary Committee ook gelden voor de straf die in hoger beroep wordt opgelegd. Met de uitspraak van de Tuchtcommissie van het ISR is de zaak voor Overmars dus nog niet afgedaan.

Lidmaatschap KNVB

In tuchtrechtelijk kader is het interessant hoe het ISR omgaat met slachtoffers die geen lid zijn van de bij het ISR aangesloten sportbond. Het idee van verenigingsrechtelijk tuchtrecht is dat dit alleen van toepassing op degenen die zich daaraan vrijwillig onderwerpen door lid te worden van de betreffende vereniging. Deze leden hebben (indirect) ook inspraak in de normen die door dit verenigingsrechtelijke tuchtrecht worden opgelegd. Een lidmaatschapsverhouding met één van de bij het ISR aangesloten sportbonden is daarmee een constitutief vereiste voor onderwerping aan het tuchtrecht. Dit is ook logisch aangezien alleen leden invloed kunnen uitoefenen op het normatieve karakter van het tuchtrecht. Iets wat in de ene vereniging zal worden gezien als ontoelaatbaar, kan binnen een andere vereniging worden gezien als de normale gang van zaken vanwege een afwijkend normatief kader. De leden van de vereniging bepalen deze normen en houden toezicht op naleving daarvan door alle leden, waarbij overtredingen kunnen leiden tot tuchtrechtelijke sancties. Mensen die geen lid zijn van de betreffende vereniging bevinden zich in principe buiten dit normatieve kader en dus buiten de grenzen van het tuchtrecht.

Het is dan ook opvallend dat in de reglementen van het ISR de reikwijdte van de reglementen aanzienlijk uitgebreid wordt. Ook niet-leden van een sportbond vallen onder de bescherming van het tuchtrecht volgens het ISR. Voor toepassing van het Reglement SI is namelijk voldoende dat de seksuele intimidatie enig verband houdt met de sport of er een risico bestaat voor de orde en/of veiligheid van een of meer leden van de sportbond (art. 5 lid 4 Reglement SI).

Het Reglement SI rept met geen woord over wat de rol of functie van het slachtoffer moet zijn om beschermd te worden door het tuchtrecht. Zo kan het dat slachtoffers die geen lid zijn van een sportbond toch worden beschermd tegen gedragingen van leden. De vraag is of dat wenselijk is. Een probleem dat bijvoorbeeld kan ontstaan is dat een buitenstaander een valse aangifte doet, waarvoor hij of zij vervolgens niet tuchtrechtelijk gestraft kan worden, omdat alleen leden en aangeslotenen gestraft kunnen worden. Een niet-lid kan bovendien niet tot medewerking in de tuchtprocedure worden gedwongen, waardoor het onderzoek bemoeilijkt wordt. Dat leidt tot onbevredigende resultaten van tuchtprocedures, waarin beklaagden beschadigd worden door grove beschuldigingen, maar vervolgens wel (gedeeltelijk) worden vrijgesproken omdat de slachtoffers niets met de zaak willen doen. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de bovenstaande bepaling uit het Reglement SI enige vorm van reflexwerking kent. Een medewerker van een sportclub die geen lidmaatschapsverhouding heeft met de betreffende bond kan namelijk niet worden gesanctioneerd onder het tuchtrecht, het vereiste lidmaatschap ontbreekt immers. Dit terwijl met de huidige uitspraak deze niet-leden wel een bepaalde mate van bescherming onder het tuchtrecht wordt toegedicht.

Conclusie

In de uitspraak van de Tuchtcommissie komt ten slotte goed naar voren hoe het ISR omgaat met anonimiteit van meld(st)ers. In ieder geval de beklaagde moet weten om wie het gaat, zodat hij of zij zich voldoende kan verdedigen tegen de aanklacht. Het is niet noodzakelijk dat de aanklager van het ISR of de Tuchtcommissie de identiteit van de meldster weten. Dit bemoeilijkt het onderzoek voor de aanklager natuurlijk wel enorm. De uitspraak is uiteindelijk volledig gestoeld op de bekentenis van Overmars. Zonder die bekentenis was Overmars hoogstwaarschijnlijk niet gestraft, want de meldster wilde zelf niet dat er verdere stappen tegen hem zouden worden genomen. De uitspraak roept daarom ook vragen op over de reikwijdte van het sporttuchtrecht. Het beschermen van niet-leden van sportbonden kan tot onbevredigende resultaten leiden. Meldplichtigen worden in een lastig parket gebracht, wanneer de wens van de meld(st)er indruist tegen de meldplicht die de club op grond van het Reglement SI heeft. Het had wederom tot een vrijspraak voor seksuele intimidatie in de sport geleid, ware het niet dat Overmars heeft bekend.

Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met een van de sportrechtexperts van Vissers Legal.

Mr. Martin Bax
Juridisch adviseur +31 (0)73-6911979 Stuur bericht