Het nevenwerkzaamhedenbeding

In veel arbeidsovereenkomsten wordt een ‘nevenwerkzaamhedenbeding’ opgenomen. In een dergelijk beding wordt het de werknemer (kort gezegd) verboden om werkzaamheden te verrichten buiten de arbeidsovereenkomst om. Het wetsvoorstel tot implementatie van de Europese Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Richtlijn 2019/1152) stelt invoering van artikel 7:653a BW voor. In dit voorstel, dat naar verwachting per 1 augustus 2022 in werking zal treden, zijn belangrijke beperkingen opgenomen voor het nevenwerkzaamhedenbeding. In deze blog worden deze beperkingen nader toegelicht.

Het toekomstige artikel 7:653a BW

Op dit moment is het nevenwerkzaamhedenbeding niet wettelijk geregeld. Het wetsvoorstel stelt invoering van artikel 7:653a BW voor. Het toekomstige artikel 7:653a BW luidt als volgt:

Een beding waarbij de werkgever verbiedt of beperkt dat de werknemer voor anderen arbeid verricht buiten de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht bij die werkgever, is nietig, tenzij dit beding kan worden gerechtvaardigd op grond van een objectieve reden.

Door de wetswijziging zal een verbod op nevenwerkzaamheden als hoofdregel niet langer rechtsgeldig kunnen worden bedongen. Uitzonderingen zijn dan immers beperkt mogelijk en slechts op grond van objectieve redenen. Met objectieve redenen wordt dan bedoeld: redenen op basis waarvan voor een ieder duidelijk is dat het in een bepaalde situatie gerechtvaardigd is om de werknemer te beperken in zijn nevenwerkzaamheden. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de rechtvaardigingsgrond in het beding zelf is opgenomen.

Het wetsvoorstel heeft, in lijn met de EU-richtlijn, geen limitatieve opsomming opgenomen van de objectieve rechtvaardigingsgronden. In de EU-richtlijn zelf zijn wel voorbeelden van objectieve rechtvaardigingsgronden opgenomen, zoals de gezondheid en veiligheid van de werknemer, de bescherming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, de integriteit van overheidsdiensten, het vermijden van belangenconflicten of het overtreden van een wettelijk voorschrift.

Rechtsgevolgen

De invoering van artikel 7:653a BW heeft tot gevolg dat het voor werkgevers minder eenvoudig wordt om nevenwerkzaamheden te verbieden. De werkgever kan nog steeds een nevenwerkzaamhedenbeding opnemen in de arbeidsovereenkomst van de werknemer, maar kan hier alleen een beroep op doen als hij daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond heeft. Daarbij is het overigens niet noodzakelijk dat de rechtvaardigingsgrond ook in het beding zelf (en dus in de arbeidsovereenkomst) is opgenomen. De werkgever hoeft de rechtvaardigingsgrond namelijk pas aan te tonen op het moment dat hij een beroep doet op het nevenwerkzaamhedenbeding. Reeds bestaande bedingen, opgenomen in arbeidsovereenkomsten die voor 1 augustus 2022 zijn aangegaan, kunnen derhalve bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel in stand blijven. Wel dient de werkgever, bij het inroepen van het nevenwerkzaamhedenbeding, dus een objectieve reden te hebben.

Kortom, indien in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het verrichten van arbeid voor een andere werkgever geheel niet is toegestaan en daarvoor geen objectieve reden bestaat of kan worden aangetoond, is het nevenwerkzaamhedenbeding nietig.

Indien u vragen heeft over het bovenstaande, kunt u contact opnemen met ons.